In de periode dat ik ging venten met Bert en Bart hadden we ook een stamcafé. Dat heette “De driesprong” in Zeddam. De eigenaar was een man die verschrikkelijk makkelijk was, hij had de bijnaam: “De Hondenmepper” Waarschijnlijk omdat hij vroeger met honden had gehandeld. Hij had een heel apart lachje, wat op het hinneken van een paard leek. Achter het café mochten we kasten logen, en als de hondenmepper een paar biertjes ophad, had hij nergens geen zin meer in. Wij moesten dan de gasten bedienen, en mochten zelf ons eten klaar maken in de keuken. We hebben ontzettend veel schik gehad, en heel veel feest gevierd, totdat de Hondenmepper failliet ging. De kosten waren hoger dan de inkomsten.